De dood
De Dood wees mij op kleine, interessante dingen:
dit is een spijker –zei de Dood – en dit een touw.
Ik zie hem aan, een kind. Hij is mijn meester
omdat ik hem bewonder en vertrouw,
de Dood.
Hij wees mij alles: dranken, pillen,
pistolen, gaskraan, steile daken,
een bad, een scheermes, een wit laken
‘zomaar’- voor als ik eens zou willen
de dood.
En vóór hij ging, gaf hij me nog een klein portretje....
‘Ik weet niet, of je ’t al vergeten was,
het komt misschien nog wel te pas
voor als je eens niet meer zou willen
sterven,
maar wie let je?’
zei de Dood.
Wie kent niet het gedicht De tuinman en de Dood van P.N. van Eyck. Een tuinman ontmoet vroeg op de dag de Dood, schrikt hevig en gaat er op het paard van zijn heer vandoor om de Dood te ontvluchten. De Dood op zijn beurt is verrast ’s ochtends iemand aan te treffen op een plek die hij ‘s avonds op een plek ver daarvandaan moet halen. Aan de Dood valt in dit overigens humoristische gedicht niet te ontkomen: als het je tijd is, is het je tijd. Einde verhaal.
Van Eycks gedicht werd in 1925 gepubliceerd. Vasalis schreef haar gedicht enkele jaren later, vermoedelijk in het begin van de jaren dertig (al werd het pas in 1940 uitgegeven in de bundel Parken en woestijnen). Hoe anders is in haar gedicht de Dood. Geenszins dreigend, maar juist gezellig, bewonderenswaardig, vertrouwenwekkend, vrijgevig en ruimdenkend. Met deze Dood kun je alle kanten op. Ook de goede.
Is het in Van Eycks gedicht de doodsangst die de tuinman doet vluchten, in Vasalis’ gedicht is het doodsverlangen de motor voor de uiterst vriendelijke causerie van de Dood. Wat bezielt de ik-persoon zich in te laten met zo’n vernietigende kracht? In het in Parken en woestijnen aan De dood voorafgaande wanhoopsgedicht In de herfst spreekt Vasalis van een schrijnend dromen weg van mijzelf te komen. De tekst van het gedicht De Dood beschrijft zo’n schrijnende droom. Ervan dromen van jezelf weg te komen, is natuurlijk ernaar verlangen dood te gaan. Niets let je, maar het is een droom, een fantasie. Die Dood is een stem in jezelf die in minder goede tijden wel eens wil komen buurten in het brein. Wie kent die stem niet?
zaterdag 13 december 2008
Turdus iliacus
Een nadrukkelijke bons op de ruit doet vermoeden dat een mens of dier bij ons naar binnen wil. Het blijkt een koperwiek die zijn mislukte entree heeft bekocht met een gebroken nek. Ik neem het warme lijfje in mijn hand en zie nog juist het oogje breken in het stralend winterlicht van de laagstaande zon. Een lijster op de vlucht voor sneeuw en snijdende kou in Noorwegen heeft zich doodgevlogen om te sterven in mijn hand in Nederland. De hand waarmee ik schrijf. Met nu de warmte erin uit dat vogellijf. Mijn writersblock, een energievraagstuk, is opgelost. Ik ben weer terug. Ik ga weer los. Mijn gevleugelde vriend is niet vergeefs verongelukt.
Abonneren op:
Posts (Atom)