Angst is het tweede gedicht in Vasalis’ eerste gedichtenbundel,
Parken en Woestijnen, die in 1940 verscheen.
Angst
Ik ben voor bijna alles bang geweest:
voor 't donker, voor figuren op het kleed,
voor stilte, voor de schorre kreet
van de avondlijke venter, voor een feest,
voor kijken in de tram en voor mezelf.
Dat zijn nu angsten, die ik wel vertrouw.
Er is één ding gekomen, dat ik boven alles vrees
en dat mij kan vernietigen; dat ik bedelf
onder een vracht van rede, tot het wederkeert:
dat is het nuchtere gezicht van mijn mevrouw
wanneer zij 's morgens in de kamer treedt
samen met het ontluisterd licht en dat ik weet
wat ze zal zeggen: nog geen brief, juffrouw.
Vasalis, geboren in 1909 en in de tiener jaren van de vorige eeuw als Margaretha Leenmans opgegroeid in Scheveningen, somt in dit autobiografische gedicht eerst haar kinderangsten op. Avondlijke venters zijn er in 2008 niet meer, maar de tram rijdt er nog steeds. Die angsten zijn dan ook nog heel herkenbaar.
Maar om die kinderangsten gaat het in dit gedicht niet, die vertrouwt ze nu wel. Margaretha is inmiddels begin twintig en we schrijven begin jaren dertig als ze geneeskunde studeert in Leiden.
Vasalis (de ik-figuur en juffrouw in het gedicht) is studente op kamers bij een hospita (haar mevrouw). De studente vreest te worden vernietigd door het nuchtere gezicht van haar hospita. Want die nuchterheid betekent het uitblijven van een brief waaraan de studente kennelijk grote betekenis hecht. Het licht heeft door deze tragische omstandigheid zijn glans verloren. Daar word je niet vrolijk van. Tot zover wat iedereen zelf kan lezen in het gedicht.
Wat we niet kunnen lezen en dus ook niet weten, is wat Vasalis weglaat. Natuurlijk willen we graag weten of er ooit een brief komt en van wie die is en wat er wel in die brief mag staan. De ontknoping ontbreekt en de dichteres is dood. Wat voor vernietigend vreselijks is gelegen in het uitblijven van de brief? De hevig verlangde brief moet wel heel verlossend zijn.
Het gedicht dat aan Angst voorafgaat in de bundel werpt mogelijk enig licht op de hierboven gestelde vragen. De slotzin ervan luidt: “Hield hij niet meer van me, dat hij zomaar is vertrokken?” Die vraag doet sterk vermoeden dat in Angst sprake is van angst verlaten te worden of al afgewezen te zijn door een geliefde. Een amoureuze brief zou een eind maken aan die vernietigende angst. Zoiets had je natuurlijk ook bedacht zonder het voorafgaande gedicht, want gaan niet alle gedichten uiteindelijk over de liefde? Nee, dat zou wat simpel zijn. En ook hier zijn andere oplossingen voorhanden. We hoeven het gedicht niet per se in samenhang te zien met andere in de bundel.
Geopperd is wel dat de fel begeerde brief uitsluitsel moest brengen over Vasalis haar benoeming tot arts. Zo’n benoeming lag in de jaren dertig voor een jonge vrouw niet zonder meer voor de hand en kon beschouwd worden als een belangrijk signaal dat ze serieus genomen werd.
Zelf opteer ik voor de gedachte dat de gewenste brief een instemmend antwoord moest zijn van de redactie van het tijdschrift
Groot Nederland om enkele van de door de toen nog volslagen onbekende Vasalis ingezonden gedichten te zullen plaatsen. Het uitblijven van die instemming zou voor de bloem in de knop die zij toen was vernietigend zijn geweest. De brief zou beslissend zijn voor haar dichterschap. Wij weten nu dat die brief gekomen is. De gedichten werden geplaatst en bleven niet onopgemerkt. Vasalis zette zich er definitief mee op de kaart van het dichterlijke landschap in Nederland.
Als de oude dame nog zou leven en deze uitleg zou lezen, zou ze wellicht hoofdschuddend glimlachen. Waarom toch die drang te willen duiden wat zij wegliet. Gaat het niet gewoon om wat er wel staat? Heeft niet ieder mens eenvoudigweg de behoefte van een ander wat te horen, of het nu per brief, per mobiel of mail is. Om te weten dat je bestaat en voor een ander wat betekent. Dat je gezien wordt. En hoe vernietigend het is voor een mens het tegendeel te ervaren.